« Terug naar overzicht

André Kramer

Havenman van het jaar 2007

Directeur Rotterdam Container Terminal

A. Kramer werd Havenman in 2007, het jaar waaarin de Kramer Group haar Rotterdam Container Terminal (RCT) op de Maasvlakte in gebruik nam. Als kleine speler kan RCT marktsegementen als feederdiensten en de binnenvaart bedienen, die bij de grote buurlieden ECT en APM moeilijk aan bod komen. Bij de opening in mei werd RCT dan ook niet alleen geprezen als een uitbreiding van de capaciteit van de Rotterdamse haven, maar ook als een verbetering van de dienstverlening. Voor André Kramer en vader Marcel (74) was het de uitkomst van een droom om, na een eerder fiasco, weer actief te worden als stuwadoor.

De sprong naar de Maasvlakte

Als dienstverlener aan andere bedrijven kwam Marcel Kramer in de jaren ’60 terecht in de haven. Zijn glazenwassersbedrijf in Delfshaven was zodanig gegroeid dat het ook andere klussen kon aannemen. „Als het regende wilde niemand z’n ramen laten lappen,” vertelt André Kramer. „Mijn vader werd toen gevraagd of hij niet ook containers kon schoonspuiten. Vervolgens kwam er ook het repareren bij.” Hij deed dat voor containerbedrijven als ACL en ECT. Dat ging zo goed dat hij ook een eigen stuwadoorsbedrijf kon beginnen, Kramer-Botlek, op de plek in de Botlek die nu in gebruik is bij Steinweg. „Kramer was toen al een redelijke stuwadoor op een terrein van 30 hectare met een overslag van 260.000 teu. Maar het is met dat bedrijf door mismanagement niet goed afgelopen.” In 1983 was Marcel Kramer het belastingregime in Nederland beu en verhuisde hij naar het Britse Kanaaleiland Jersey. „Vader verdiende goed en vond de verhoudingen niet meer redelijk. Dat was op mijn 8ste. Mijn vader stuurde mij naar kostschool. Dat was de beste manier om snel Engels te leren.”

Op zijn twintigste, in 1993, keerde André Kramer terug naar Rotterdam. Hij ging wonen boven het kantoor van het bedrijf aan de Ophemertstraat, en dat werd zijn leerschool. „Ik heb het vak geleerd door met iedereen mee te lopen en gewoon van onderaf te beginnen, op de heftruck, de kraan, aan de balie. Ik heb een stevige leerschool gehad. Dat ik het bedrijf van vader zou overnemen is nooit vooropgezet geweest. Maar hij is wel zo’n type dat, als hij mij niet geschikt had bevonden, hij mij niet op deze plek had laten zitten.” Toen hij in het bedrijf kwam ging het ook weer bergopwaarts. De containeroverslag groeide en dus nam de behoefte aan het werk van Kramer toe. Zo kon het familiebedrijf zich na een aantal goede jaren financieel voorbereiden op de sprong naar de Maasvlakte. Rotterdam Container Terminal vergde een investering van circa 30 miljoen euro. „Veertig procent is eigen vermogen en de rest komt van buiten,” zegt Kramer hierover. RCT, met 410 meter kadelengte, is goed voor 300.000 containerhandelingen per jaar, of omgerekend 500.000 teu. Veel klanten heeft Kramer nog niet, maar een ruime aanloopfase was ingecalculeerd. En ondertussen creëert hij zelf het werk. Zo organiseerde hij shuttlediensten met binnenvaartschepen tussen Rotterdam, Amsterdam en Antwerpen, voornamelijk voor containers die in de ene haven aankomen, maar die na lossing elders weer nodig zijn. (AO)