Jacques Schoufour †
Havenman van het jaar 1987
Oud-voorzitter haven- werkgeversvereniging SVZ
J.S.C. Schoufour heeft een belangrijke rol gespeeld in de Rotterdamse bulkgoedsector. Hij was nauw betrokken bij de totstandkoming van het grote erts- en kolenoverslagbedrijf EMO op de Maasvlakte. Schoufours basis was Frans Swarttouw’s Havenbedrijf. Daar doorliep hij alle rangen, om uiteindelijk hoofddirecteur te worden. In 1976 werd hij lid van de raad van bestuur van Thyssen-Bornemisza Europe, dat inmiddels een controlerend belang in Swarttouw had verworven. Daarnaast zat hij 30 jaar in het bestuur van de havenwerkgeversvereniging SVZ, waarvan de laatste twee jaar als voorzitter.
Het Rotterdamse havencircuit leerde Schoufour al kennen als jongmaatje. Hij is zo ongeveer de enige Havenman die nog de gehele ontwikkeling van de Rotterdamse haven van na de oorlog heeft meegemaakt. Na een jaar in Londen als havenarbeider te hebben gewerkt (’Daar heb ik leren staken’) kwam hij in 1947 bij het familiebedrijf. „In het begin was ik natuurlijk veel te jong om mee te tellen, maar mijn vader zag zeer slecht en nam mij vaak mee naar de vergaderingen van stuwadoors of de SVZ. Daardoor heb ik iedereen uit die tijd leren kennen”, vertelt hij. Enkele namen uit die na-oorlogse periode: D.G. van Beuningen (SHV), K.P. van der Mandele (Kamer van Koophandel), Sir William van der Vorm (Holland-Amerika Lijn), de oude heer Backx (vader van Jan Backx, directeur van Thomsen’s Havenbedrijf, later SVZ-voorzitter). Jacques Schoufour: „Het circuit in Rotterdam was maar klein, iedereen kende iedereen. Maar er is natuurlijk veel veranderd. Vroeger waren de Rotterdamse havenbedrijven Rotterdam-gebonden. Daarna zijn al die concentraties en consolidaties gekomen. Dat hield in dat niet langer de baas, maar de havendirecteur naar de SVZ kwam. Daardoor konden die kerels niet langer ja of nee zeggen, die moesten eerst naar hun raad van bestuur lopen. Ik heb nog meegemaakt dat Bernard Ruys in het bestuur van de SVZ zat, dat was toen dus totaal anders.”
De SVZ was, naast het familiebedrijf, Schoufours tweede tehuis. Na zijn pensionering was hij enkele jaren voorzitter van deze werkgeversclub, die hij omsmeedde tot een hechte belangenorganisatie. Schoufour heeft talloze Rotterdamse missies naar het voor- en achterland meegemaakt. „Vaak waren die missies trouwens belangrijker voor de mensen aan Nederlandse kant dan dat er werkelijk zaken werden gedaan. Missies scheppen een onderlinge band. Je leert elkaar beter kennen en je kunt nog eens vertrouwelijk praten.” Het gebeurde wel eens dat tijdens de bezoeken aan Japan of de VS de gastheren in de late uurtjes begonnen te zingen. „Dan moesten wij van onze kant ook iets doen. Omdat ik zo’n harde stem heb moest ik vaak de samenzang leiden. Eens hebben we dat lied gezongen: Er zat een ekster op het dak, dat beestje kon niet kakken, enz. Dat werd mooi gedragen gezongen. Ze dachten dat het ons Nederlandse volkslied was. We kónden niet meer…” Het zal ongetwijfeld de onderlinge band hebben versterkt. (HL)